Klik hier voor mijn letterlijke en poëtische Lermontov-vertalingen
Ik zit twee uur per dag in de trein –
uren dat ik elders kon zijn.
Ik zit acht uur per dag op kantoor –
en het leven gaat gewoon door.
Ik lig zeven uur per dag in bed –
het bewustzijn uitgezet.
Dan resten er dus ook nog zeven –
maar waar die nu zijn gebleven?
It's hard to grasp the nerve they had,
They knew that it was after dark.
They must have been insane or mad,
Or touched by some licentious spark.
It was like they were asking for
A stranger's hands between their legs.
Today they claim it was like war
But basically they begged for sex.
They dressed reminiscent of porn,
Their only goal was to provoke.
Is that why they were shapely born?
To agitate a random bloke?
Is it too much to ask of them
To cover up a little bit?
For they should be their husband's gem
And not show us their ass and tit.
Apart from all the fun they brought,
You know what actually I thought?
'At least a lesson has been taught.'
U, die in veiligheid leeft
In uw warmgestookte huizen -
U, die 's avonds thuis komt
en eten treft en lachende gezichten.
Bedenk goed of dit een man is:
Die werkt in de modder
Die geen vrede kent
Die vecht om een half brood
Die sterft om een ja of een nee.
Bedenk goed of dit een vrouw is:
Zonder haren, zonder naam,
Niet meer in staat iets te denken.
De ogen leeg, de koude moederschoot,
Een kikker in een wintersloot.
Besef dat dit gebeurd is.
Ik draag u deze woorden op.
Kerf ze in uw hart:
Thuis, op straat,
Bij het slapen gaan, bij 't opstaan,
Herhaal ze aan uw kinderen.
Of uw huis stort in,
En ziekte zal u treffen,
En uw nageslacht keert zich van u af.
Het is feest in de stad.
Duizenden lallen dat
de schepen zo tall zijn.
Ze onderscheiden geen lijn
van een touw, en lozen
Russische matrozen
hun vocht op de stoep,
verderop staat een groep
studenten te kotsen.
Twee dure sloepen botsen.
Toeristen verbazen zich,
inwoners houden hun ramen dicht
om overlast tegen te gaan.
Iemand houdt een matroos aan:
'Matroos, what do you speak?'
en probeert meer specifiek:
'Speak you english maybe?'
schiet dan een buik aan die
er zeker Engels uitziet.
Wie normaal zijn hond uitliet
blijft binnen. Rond een handgemeen
wijkt de menigte uiteen
die opgewonden roept.
Een hoer zet haar klant op de stoep
die weigert te betalen.
Hij zou nog geld gaan halen,
struikelt, valt in de gracht
en gaat onder. Een zwaan tracht
te voorkomen dat zijn nest
beschadigd raakt. Er rest
de drenkeling niets dan
de linkerarm te grijpen van
de onbetaalde pooier.
Diens kop wordt nog rooier,
zijn rechterhand een vuist.
'Ik ben er ingeluisd,'
probeert de natte man nog,
maar de klap is hard en dof.
De aandacht van de straat
is alweer verplaatst -
het verveelde publiek
zoekt een nieuwe dynamiek.
Een dronken zeeman botst,
niet wetend wat zo'n ding kost,
een Amsterdammertje plat:
waar-ie zat zit nu een gat.
De kapitein verleidt twee
jonge agenten hem geen
boete te geven voor 't feit
dat hij lam in zijn huurauto rijdt.
Hij is op weg naar zijn schip
dat ginds in de IJhaven ligt
en gereed moet gemaakt
voor de volgende vaart.
Hij ontnuchtert, gaat aan boord,
hervat zijn taken onverstoord:
werpt matrozen hun dweil,
beveelt het hijsen van het zeil
en vaart het Shellgebouw voorbij:
dat was het IJ.
Wie ziet in jouw borsten nu een heuvelrug?
Ben jij niet omgekeerd de metafoor?
De Alpen zijn naar jou verrezen,
voor jou gaat de Himalaya door.
De Schepper keek op jou terug
en had toen weer de blauwdruk voor
de toppen der Vogezen.
Wanneer ik eenzaam ben hoop ik
dat je binnenvalt en met je
Amsterdams studentenaccent
naar mijn kast loopt. Je trekt
er een witte band Nijhoff uit
en leest haar laatste brief.
Ik sluit mijn ogen en hoor
hoe je ademt door je bijna-
jongensborst. Daar ik bij
voorbaat niet genas is ook
je gouden haar me onweerstaanbaar.
Je leest en blijft lezen
alsof je het altijd al las,
door tot het laatste gedicht.
Je sluit het boek en ik twijfel:
laat ik je aan Bloem beginnen
of kus ik je bemind gezicht?
Bitterkoude februarinacht,
vorst tekent nerven op de ruiten.
Binnen had ik jou en mij gedacht,
maar jij bent elders: buiten.
De buitengewoon hoogleraar grensproblematiek
Gaf voor de tiende maal college over de grens
Tussen Groningen en Drenthe en uitte nog zijn wens
Die eens zelf te gaan meten in Nieuwediep.
Ergens tussen Nieuwediep en ‘t Groote Gat
Trok hij een stippellijn op ’t groene bord
En voor de tiende keer riep hij: ‘Ik weet wat eraan schort:
De meter was corrupt, omdat hij in de goot zat.
Hij gaf de Drentenaren voor een stuiver
Een metertje meer, en voor dubbel dat
Aan Groningen het hele Groote Gat.
Zo wordt de wetenschap nooit zuiver.’
Naar mate hij grip verloor groeide zijn wrok
En helaas, hoewel hij er nauwelijks van opkeek,
Liet ook zijn meest vertrouwde grens hem in de steek:
Zijn haargrens, die per dag wat meer naar acht'ren trok.
Ik zou m'n leven willen slijten
op een Afrikaans strand
met kokosnoten splijten
en een cocktail in de hand.
Ik zou m'n dagen willen tellen
in Mombassa's bars
met gasten die vertellen
hoe het weer in Holland was.
Ik zou m'n voortuin willen delen
met krabben en strandjutters
's ochtends in de golven spelen
's middags wat beschutters.
Ik zou m'n avonden besteden
op een sloophouten veranda
en voor m'n versgeschoten eten
op strooptocht naar Uganda.
Nu zou dit rijmpje moeten keren
- met een blik op het verstand -
maar tegen Afrikaanse sferen
is de rede niet bestand.
Een zomer zonder zomerdag ontvlucht
Geen schaduw op straat, geen zon in de lucht
Deed ik de heuvels van Lissabon aan
Waar gewoonlijk men in zomerhitte zucht.
Maar herfstweer kleeft Hollanders zodanig aan
Dat waar zij ook vluchten, waar zij ook gaan
De regen die thuis hen al zo had getucht
Komt zelfs in het zuiden nog achter ze aan.
Pas de laatste jaren
Gaat weleens een dag voorbij
Waarop ik niet aan je denk -
Omdat werk me verzwolg of
Een roes van stapgevolg.
Zelfs uitgesproken hete dates
Kunnen niet beletten
Dat mijn gedachten steeds
Zodra ik thuis ben zich verzetten.
Haar kus nog op mijn mond
voel ik jouw lippen, en terstond
lig je weer naast me, hoewel niet.
Iedereen bij wie ik me beklaag zegt
Weet je nog wel hoe het was
Voor jou is echt wat beters weggelegd
Kijk verder dan je oude klas.
Maar niets belet me elke nacht
Eer ik in mijn slaap kan rusten
Voor het geestesoog te halen
Hoe we uren kusten.
Met regelmaat ook komt het beeld
- hoezeer ik de verschijning te voorkomen tracht -
Van hoe je op een gala in mijn armen lag
Hoe ik voor het eerst je kleine borsten zag
Beschut in je hand maar ontbloot door mijn overmacht.
En hoe je overmand door spijt
Van het traject dat al voltrokken was
- een blik, een kus, een warme nacht -
Uiteindelijk de voorkeur aan een ander gaf.
Het eerste wat ik van hem zag
Waren gitaren, en stukken uit een krant
Gescheurde nieuwsberichten, want
In symboliek kwam waarheid aan de dag.
Toen volgden vrouwen met hondenkoppen,
Slappe borsten, de neus naast het gezicht
Ledematen naar alle kanten gericht
Kortom zeer geschikt om je ideeën in te stoppen.
Pas aan de Middellandse Zee
Stelde ik vol bewondering vast
Dat nog voor hij met zijn vrouwen vree
Pablito Picasso al kon met een kwast
Waar een ander een heel oeuvre over dee.
Het is moeilijk voor te stellen
dat voor Edgar Degas
niemand erop gekomen was
de balletschool eens te bellen
of gewoon binnen te lopen
z'n ezel neer te zetten
alleen op de dansjes te letten
en z'n kwasten in de verf te dopen.
Een dwarsfluit, rokjes en schenen
het is een rare ratjetoe
de cellist met z'n rug naar je toe
en hij heeft weer géén benen.
Of een kantoor: iemand werkt
een ander leest, een derde rekent
maar niemand wordt getekend
niemand die Degas opmerkt.
Alleen waarom Manet een dag
alle genegenheid vergeten
Degas' portret van zijn vrouw zag
en het verticaal doorreten
kennelijk onbeschaamd teruggaf
zullen we wel nooit meer weten.
1.
Ons verhaal is geen gedicht
maar een been: gekneusd, ontwricht,
beschramd, verbrand, waarop je toch nog lopen kan,
waardoor je ook nog hopen kan
op beterschapsbericht.
Eerst was er de onmogelijkheid
Die ons beschermde. Jouw man,
De vader van je kind, de spijt
Die ik bij ’t afscheid van mijn vriendin zou krijgen,
Maar zomaar, hij weg zij weg, was het pad bereid.
Toen moest het wel. Toen moest wel
Wat niet uitgesproken was
Maar in het vaste plaatje past plaatshebben.
En plaats heeft het gehad. We tastten
En we gleden en we pasten en bedachten
- althans ik - dat niemand méér had te verwachten:
Dat was geluk.
2.
Vannacht werd ik warm wakker
van een kus, die alweer maanden terug
je op mijn lippen had gedrukt.
En op mijn lippen pas als laatst.
Je had mijn buik gekust en je mond
had de lijn van mijn schouders gevolgd.
En 'k voelde je klamme handen, die mij
al sinds die tijd niet streelden
en je nagels met hun krachtige druk.
In de stilte hoorde ik zelfs
je hese stem fluisteren: 'Als je zó doet
is het of ik je al jaren eerder heb ontmoet.'
Dus die zomeravond strekt zich uit
van jaren terug tot maanden vooruit,
daartoe was één keer genoeg.
Dat is wat ik me afvroeg:
als alles zo goed was, voor jou en voor mij,
waarom, waarom bleef het daar dan bij?
3.
Dit dorp is voor mij jou geworden
daarom kom ik er niet graag.
Straten immers die vandaag
jouw sporen dragen zijn horden
die ik liever niet meer neem.
Achter het huis is de brug
waarvan je naar me keek en vlug
voordat ik je zien kon verdween.
Voor mij is Langedijk jouw lijf
- de geur ervan ken ik nog goed:
drukte je mijn neus niet aan je borst?
was het niet jouw bed waarin ik stijf
en rillend van attractie wachten moest
tot ik je overal kussen dorst?
Dit dorp is voor mij jou geworden
daarom kom ik er niet graag.
En ik vrees dat als ik naar je vraag
van jouw mij-uitsluitend geluk te horen.
4.
Ik zie je,
Ademloos aanschouw ik je,
Reddingloos berouw ik je
Aanstaand vertrek.
Blijf nog wat,
En gun me het gezicht,
Laat me kijken naar het lichaam dat
Al half van me vandaan ligt.
Je knikt, zegt: 'Hoe je me bezat:
Als dat geen reden is voor een gedicht.'
5.
We schrijven, dus we denken aan elkaar
we draaien onze lijven in een eenzaam bed
je schudt je kussen op en zegt mijn naam
maar naast je liggen heb je me belet.
6. (Ansichtkaart uit Annecy)
On a toujours associé
les montagnes sauvages
avec des valeurs élevées:
de l'amour, du desir, du courage.
Voilà les grands sommets du continent
parmi ces cimes blanchies je n'hésitais:
C'est pas possible t'ignorer longtemps
C'est pas possible t'oublier jamais.